De oprichting
Om tot een juist beeld te komen van het hoe en waarom men is gekomen tot
oprichting van de Lissesche IJsclub, is het noodzakelijk een indruk te
geven van de situatie in die jaren.
Allereerst is er een economische situatie waarbij er een groot onderscheid
is tussen arm en rijk. De rijken zijn klein in getal, terwijl de grote
groep armen zich maar net in leven kan houden en velen beneden de armoedegrens
leven.
Daarbij komt nog dat gemeentelijke instanties in die dagen over een uiterst klein gemeentelijk apparaat beschikten en dit soort liefdadigheid maar al te graag overlaat aan een organisatie als een ijsclub omdat die veel beter weten bij wie het praktisch aan alles schort in materiële zin. Vermoedelijk ook daarom zijn het twee Lissese huisartsen die deel uitmaken van het allereerste bestuur. De notulen van de op te richten vereniging luiden als volgt:
|
Vergadering gehouden ter oprichting eener ijsclub te Lisse op dinsdag 13 januari 1891 des avonds te Lisse in het logement "de Witte Zwaan".
De fungeerende voorzitter, Dr. A.C. van Ewijk, opent de vergadering
die door hem en de heeren E. Blaauw, A.C. Cambier en A. Verduijn is samengeroepen
met de bedoeling een ijsclub op te richten. Aangezien genoemde heeren
zonder meer zich ten doel hadden gesteld om hen die sympathie voor dit
plan koesterden, samen te brengen, was daarmede hun taak volbracht, en
stelde de voorzitter vóór, een definitief bestuur te kiezen.
De heer A. Winkler Prins stelt voor om de voorloopige commissie te verzoeken
nog in functie te blijven ter samenstelling van een reglement, en om pas
daarna een definitief bestuur te kiezen. Ook anderen vonden er bezwaar
in om reeds nu een definitief bestuur te kiezen terwijl er eigenlijk nog
geen leden waren: immers, zoals werd opgemerkt, het was niet gezegd dat
alle hier tegenwoordige personen genegen zouden zijn leden te worden der
ijsclub; dit zou vooral afhangen van het doel dat de club zich zou stellen.
Dit doel werd nu door de voorzitter duidelijk geformuleerd, het zou zijn:
Nu werd overgegaan tot het kiezen van een definitief bestuur, in de eerste plaats van een president. Vooraf was besloten om behalve een voorzitter, secretaris en penningmeester ook vier commissarissen te benoemen. De uitslag der stemmingen van deze: tot voorzitter werd gekozen Dr. A.C. van Ewijk, Dr. C. Metzlar werd secretaris en penningmeester de heer C. Wolff, de laatste nam die benoeming echter niet aan en bij een nieuwe vrije stemming werd de heer G. van der Veld gekozen. Tot commissarissen werden daarop benoemd de heeren C. van Vrijberghe de Coningh, A.C. Cambier, S.F. Barnhoorn en J.W. Lefeber. Toen de laatste ook voor de benoeming bedankte werd met algemeen goedvinden de heer J. Wesselo benoemt, als hebbende na de reeds benoemden het grootst aantal stemmen op zich verenigd. De voorzitter deelde daarna mede dat het bestuur zal trachten tegen maandag 19 januari een concept reglement gereed te maken en verzoekt de leden op die dag te 7 uren wederom op dezelfde plaats samen te komen ter bespreking van dit reglement. Tevens verzoekt hij allen om zoveel mogelijk leden voor de jonge vereeniging aan te werven. Hierna wordt de vergadering gesloten.
Reglement Tijdens de tweede algemene ledenvergadering, die op maandag 19 januari 1891 werd gehouden werd een reglement vastgesteld:
"Reglement der IJsclub te Lisse" De naam van de vereeniging is: "IJsclub te Lisse"
Eerste werkzaamheden Op voorstel van de heer Blaauw wordt besloten om zo snel mogelijk te beginnen met de aanleg van ijsbanen. Op 20 januari 1891 wordt hieraan gevolg gegeven en er zijn 10 mannen à ƒ 1,00 per dag bezig met het maken van een baan vanaf de Gracht over de Rijnsloot en het Mallegat tot aan de Leidschevaart.
Eerste jaarverslag Op vrijdag 30 oktober 1891 wordt er een Algemene Ledenvergadering gehouden. Aanwezig zijn het gehele bestuur, met uitzondering van de penningmeester, en nog vier gewone leden. Na voorlezing van de notulen van de voorgaande vergadering werden deze goedgekeurd en was het verslag van de penningmeester aan de beurt. Na voorlezing hiervan, door de loco-penningmeester C. van Vrijberghe de Coningh, bleek het jaar afgesloten te zijn met een positief saldo van ƒ 79,45 en werd ook dit jaarverslag zonder op of aanmerkingen akkoord bevonden.
|